Home » Technieken » Kata
Wadoryu
Kata
Otsuka sensei onderwees oorspronkelijk slechts negen kata: de vijf Pinan kata, Naihanchi, Kushanku, Seishan en Chinto. Later werd het basis-kata: Kihon no kata, voor de beginners toegevoegd. Tenslotte werden ook de kata Bassai, Wanshu, Niseishi, Jion, Rohai en Jitte sporadisch onderwezen. Wannneer de negen eerste kata beheerst worden is het voor de verdere ontwikkeling raadzaam ook andere kata te bestuderen.
De kata vormen een belangrijk stuk techniek en theorie binnen het Wado ryu Karatedo. Otsuka was van mening dat de negen kata vrijwel alle technieken bevatten welke ook in de andere kata voorkomen. Het was vanuit de reële gevechtswaarde bezien daarom nauwelijks nodig nog meer kata te bestuderen.
zes principes van kata: kata no roku gen soku, volgens T. Suzuki Hanshi.
Ikita kata: kata moet ‘levend’ zijn en uitgevoerd worden met gevoel. Het is essentieel om je de aanvallers voor te stellen wanneer je kata traint. Het moet duidelijk zijn waar de technieken voor dienen, dan krijgt de kata gevechtswaarde. Anders is kata slechts een dans, mooi om naar te kijken, maar zonder betekenis.
I nen: er moet sprake zijn van ‘spirit’. Energie, kracht en geest worden gebundeld in één punt en één kort moment. We spreken van ‘kime’ of focus.
Chikara no kyojaku: de kracht van sterk en zwak, hard en zacht, spanning en ontspanning (=go-ju). Bij de uitvoering van technieken is de juiste afwisseling van spanning-ontspanning, hard-zacht essentieel omdat het ene niet kan bestaan zonder het andere.
Waza no kankyu: de timing van snel en langzaam. Er moet afwisseling zijn in snelheid. Er moet verschil zijn tussen momenten van actie en momenten van geen actie. Bijvoorbeeld langzaam bijsluiten en dan weer explosief verdedigen, aanvallen en combineren. Op die manier ontstaan het ritme (hyoshi) en het karakter van de kata en het gevoel van een gevecht.
Kisoko no donto: het ademhalingsritme, de juiste wijze van in en uitademen. Gebruik de ademhaling goed, bijvoorbeeld uitademen bij het maken van een aanval en inademen op een rustpunt. Verzamel kracht en energie in de ‘Tanden’, het energie-centrum in de onderbuik.
Baransu: Dit woord is afgeleid van het engelse ‘balance’. Balans is in elke oefening belangrijk. Om een techniek effectief te maken moet deze uitgevoerd worden vanuit balans. Het lichaam is het ene moment als ware het aan de grond geworteld, dan weer snel in beweging. daarbij is het continu in balans. Sommige technieken uit kata hebben voornamelijk het ontwikkelen van balans ten doel.
Kihon no kata
Deze vorm is bedoeld voor het oefenen van de basisstand zenkutsu dachi in combinatie met drie basistechnieken. Het gaat om het handhaven van de juiste vorm, gebruiken van het lichaamscentrum of hara, heupinzet bij tsuki, jodan uke en gedan barai en de stabiliteit na het maken van korte en lange draaien. Het hoofd draait vrijwel gelijk met het lichaam en niet uitgesproken ervoor.
Belangrijk is het aan de grond houden van de achterste hiel bij elke stap. Dit zorgt ervoor dat de energie maximaal wordt doorgegeven.
pinan nidan
Otsuka sensei heeft deze 2e kata als eerste gekozen vanwege de ogenschijnlijk eenvoudige vorm en de fundamentele principes van energieopwekking via dalend en rijzend zwaartepunt, de verplaatsingen van dat zwaartepunt en de studie van drie vormen van irimi (binnengaan) met tai sabaki (lichaamsontwijking)
Voorbeeld van Katsetsu: kumite gata #4
Pinan shodan
Dit kata bestudeert het mee of tegen draaien van de heup. Bij jun-koshi draait de heup in dezelfde richting als bij junzuki, meestal met de richting van de techniek mee. Bij gyaku-koshi draait de heup in dezelfde richting als bij gyakuzuki, meestal is dat in tegengestelde richting ten opzichte van de techniek, bijvoorbeeld bij shuto uke. Deze kata bevat veel technieken die later terugkomen in Kushanku.
Deze kata oefent ook het principe van de gelijktijdige verdediging en tegenaanval.
Pinan sandan
In deze kata wordt de verdediging tegen pakkingen van voor en achter bestudeerd. De tai sabaki vorm “kawashi” wordt veel herhaald. Er komen weringen in voor alsof de handen beperkt worden in hun bewegingen alsmede gelijktijdige verdediging met tegenaanval. Met name de beoefening van hiji uke en uchi harai is van belang.
Voorbeeld van Katsetsu: kumite gata #2
pinan yondan
Deze kata wordt gekenmerkt door de openhandtechniek ‘kakete’: ‘pakkende’ hand. De tegenstander wordt op verschillende manieren gemanipuleerd waarna een elleboog- of knieslag volgt.
Kumite gata #5 toont een kaisetsu van deze kata, waarbij de aanvaller van rechts naar links geslingerd wordt met kuzushi en inasu terwijl atemi worden uitgedeeld.
Ook deze kata vormt een belangrijke voorbereiding op Kushanku.
Pinan godan
In de kata wordt een gedraaide sprong geoefend als verdediging tegen bijvoorbeeld een stokaanval. Een andere kaisetsu van deze beweging is een schouderworp van de tegenstander. Een techniekserie bestaat uit een drietal dubbele hand-weringen waarbij de handen om elkaar heen lijken te draaien als dwarrelende bladeren in de wind. De beweging wordt wel “kare ha” genoemd, hetgeen betekent: “vallende bladeren”. Het betreft in werkelijkheid een techniek waarbij de arm van de aanvaller in een greep wordt gevangen en verdraaid.
Voorbeeld van kaisetsu, kumite gata #7
naihanchi
Otsuka bestudeerde deze kata vooral met Choki Motobu, de meest beruchte vechter van zijn tijd. Dit is de belangrijkste kata uit de Wadoryu. De kihon gumite, ura no gumite en kumite gata zijn eruit voortgekomen en weerspiegelen de gevechtsopvattingen van Otsuka en Motobu. Essentieel is de voorwaarts of binnenwaarts gerichte voetstand. Deze interne stand wordt gebruikt voor de kuzushi technieken op het been van de tegenstander.
Bij deze kata is belangrijk dat het bovenlichaam vrij kan opereren van het onderlichaam bij het manipuleren en aanvallen van de tegenstander. De stand wordt hierdoor niet beïnvloed maar maakt de handelingen juist mogelijk door het onderlichaam van de tegenstander tegelijkertijd te bewerken met kuzushi en beenaanvallen.
De stand vormt continu een stevig, de tegenstander controlerend, fundament. Zelfs wanneer de voeten één voor één snel worden opgetild en weer teruggeplaatst, verandert of verzwakt de stand niet.
kushanku
Chinees gezant Kung Hsiang Chung demonstreert Chinese Kempo in Okinawa in 1762. Tode Sagukawa ontmoet hem in 1756, op 23 jarige leeftijd. Hij studeert 6 jaar onder hem, tot zijn 29e. Kushanku is het resultaat. Deze kata traint het vermogen het lichaam spontaan aan te passen aan veranderende situaties. Ook de springvaardigheid en de kunst van het ‘nachtvechten’ worden getraind. Dit laatste terug te vinden in het herhaaldelijk naar de grond duiken. Vanuit deze positie zijn de silouetten van de tegenstanders, vooral in een bos, goed te zien tegen de nachthemel, terwijl de uitvoerder onzichtbaar wordt tegen de grond. In sommige Kushanku-vormen wordt zelfs demonstratief links en rechts gekeken vanuit de lage positie.
seishan
Seishan werd zowel in Naha als in Shuri onderwezen en is het oudste kata dat nog steeds wordt onderwezen op Okinawa. Matsumura (1796-1893) bracht deze kata mee uit China (later deed Kanbun Euchi 1877-1945 hetzelfde).
De beoefenaar van deze vorm wordt bedreven in de hand- en voettechnieken van het Shuri-te, welke leren hoe men binnendringt op de aanval van de tegenstander om zijn balans te verstoren, terwijl tegelijkertijd een sterk fundament ontwikkeld wordt.
Chinto
Volgens een legende was Chinto een Chinese zeeman die strandde op Okinawa en uiteindelijk Chinees kempo onderwees aan Bushi Matsumura, welke het kata Chinto maakte. Er bestaan o.a. de Itosu, Kyan, Yabu en Matsumura-versies. In de Shotokan wordt deze kata Gankaku, reiger op de rots, genoemd. De oefening bestudeert stabiliteit, balans, en counteren terwijl de tegenstander vastgepakt wordt.
Bassai
Een erg oud Shuri-te kata, afkomstig uit China o.a. beoefend door Matsumura (1796-1893), Kyan, Oyadomari, Motobu, Ishimine, Chibana en Tawada.
Bassai betekent: Uit elkaar duwen of doorbreken van het fort. De vorm zou oorspronkelijk afkomstig zijn uit China. De kata bevat technieken van nacht-vechten en paktechnieken en is gericht op ontwikkeling van kracht.
Wanshu
Wang Xiu werd naar Okinawa gezonden in 1683. Hij leefde in het Tomari district alwaar hij diplomatieke taken verrichtte en aan een kleine groep vechtkunst instructie gaf. Hij onderwees het zelfverdedigingssysteem ‘Shaolin temple white crane fist boxing’.
Wang Xiu onderwees tegelijkertijd blokkeren en tegenaanvallen met gebruik van ontwijkende voet-maneuvres, al dan niet met voorbereidingen voor worpen. Hij was een uitzonderlijk sterke man wiens specialiteit het was zijn tegenstander beet te pakken, hoog op te tillen, neer te gooien om er vervolgens bovenop te springen. Heden ten dage zouden we dat MMA noemen. Deze bewegingen zijn nu nog terug te vinden in de kata. In Japan noemt men het kata wegens zijn bewegelijkheid ook wel “Enpi” vlucht van de zwaluw.
Niseishi
Niseishi betekent: vierentwintig stappen. In deze kata liggen vierentwintig zelfverdedigingssituaties besloten. Het is een oude gewoonte om kata een getal als naam te geven, waarbij het getal het aantal verzamelde zelfverdedigingssituaties, of het aantal vitale punten dat wordt aangevallen, aangeeft. Vaak betreft het bovendien mystieke getallen met een speciale betekenis in het Boeddhisme: 13 (Seishan), 24 (Niseishi), 56 (Gojushihosho), 108 (Suparinpei).
jion
De naam Jion betekent ’tempelgrond’. Deze vorm is vermoedelijk ontwikkeld in een Chinese buddhistische tempel, of door iemand die daaraan verbonden was. Men zegt dat deze kata, in de geest van de Buddhistische monniken, kalm, sterk en precies moet worden uitgevoerd. Jion is de tempel van de liefde en vergeving.
jitte
Jitte betekent ’tien handen’ . Men zegt dat degene die dit kata beheerst even sterk is als tien tegenstanders. De regelmatig terugkerende houding met twee armen omhoog lijkt op het korte politie wapen ‘Jutte’ waarmee een zwaard afgeweerd kan worden en ziet er uit als het Japanse karakter ‘Yama’ dat berg betekent en voor onoverwinnelijkheid staat. Deze houding vormt ook de laatste beweging van het kata Kushanku.
Rohai
De Okinawaanse naam ‘Rohai’ betekent: visioen van een witte reiger. Deze kata werd reeds beoefend door Matsumura. De oorspronkelijke vorm leerde continu-ritme in techniek, stabiliteit en nauwkeurigheid. De handbewegingen zijn continu en snel, kenmerkend voor Shorin ryu. Shurite, en het later daaruit voortgekomen Shorin ryu, staan bekend om snelle, lineaire bewegingen, directe aanvalstechnieken en nadruk op natuurlijke beweging en ademhaling. Het is een van de oudste en meest invloedrijke stijlen van karate. De Japanse naam van deze kata is ‘Meikyo’: de Spiegel van de ziel. Veel Dojo hebben een Kamidane met daarvoor een kleine ronde spiegel. Kijk in de spiegel en verbeter jezelf.
Shitei Gata
De Shitei gata zijn door de Japan Karatedo Federation JKF geselecteerde kata per stijl, zoals die in de internationale competitie gebruikt kunnen worden. De “verplichte” kata per stijl als het ware.
Shitei gata

1:18

3:41

1:20

3:26

1:16

4:12

1:26

4:03

1:23

4:15

2:10

2:20

4:59

1:34

4:10
